Zwaantjes

Fotoclub

Herhalingsles

  1. 1.Formatteren
    Noodzaak bij verwisselen van toestel en om de kaart volledig leeg te maken.
    Bij wissen blijft er meer op de kaart dan nodig is.

  2. 2.Datum en tijd instellen
    Ge kunt later sorteren op de juiste dag en uur. Zeker wanneer verschillende toestellen worden gecombineerd, komen alle foto's op de juiste plaats voor een montage.

  3. 3.Instellen diafragma ( meestal A )
    Wanneer we invloed willen uitoefenen op de scherptediepte stelt ge bij voorkeur zelf het diafragma in. Kleine dieptescherpte is een grote opening (klein diafragmagetal). Bij een kleine dieptescherpte wordt een onderwerp benadrukt doordat de omgeving nu onscherp is.
    Veel dieptescherpte is een kleine opening (groot getal), nodig om bij een landschap zoveel mogelijk scherp te hebben. Ook bij groepsfoto's is dit soms nodig om alle personen toch scherp te hebben.
    Bij het instellen op A zal de camera zelf de sluitertijd berekenen die nodig is voor een geslaagde foto.
    Bij het werken met een extra flitsinstallatie zal de juiste belichting meestal ingesteld worden door het diafragma aan te passen aan de flitssterkte en de tijd zal groot genoeg moeten zijn om bij volledige geopende sluiter te werken (zie handleiding).

  4. 4.Tijd instellen ( meestal S )
    Bij het uit de hand fotograferen (rondlopen, op uitstap enz...) hebben we een snelle tijd nodig om bewegingsonscherpte te voorkomen. De ingestelde brandpuntsafstand is een hulpmiddel, liefst een tijd die kleiner is. Bij een 50mm lens best kleiner dan 1/50s en bij een 200mm liefst kleiner dan een 1/200s. Hou ook rekening met de vergrotingsfactor van de sensor. De ingestelde snelheid heeft geen invloed als je zelf de camera beweegt, dan is het meestal een bewogen foto.
    Bij het instellen op S zal de camera zelf het diafragma berekenen om een goed belichte foto te bekomen.
    Werken we met een statief om een goede steun (tafel, muur enz...) kunnen we wel een trage tijd instellen. Dit is nodig bij weinig licht of we willen een voorwerp of persoon bewogen op de foto hebben. Indruk van snelheid geven.

  5. 5.Manueel werken ( M, T, B )
    Hier stelt men alles zelf in A en S. Bij instellen op A of S alleen was het de camera die de juiste combinatie diafragma tijd berekende. Hier moeten we voortgaan op de meter in de camera (of een losse meter) om de juiste combinatie te kennen. Bij manueel werken is het dikwijls de bedoeling om van de ideale combinatie (A-S) af te wijken. Bij grote verschillen in licht in het beeld, of we willen een dramatisch effect te bekomen. Ook bij zeer lichte of donkere voorwerpen moeten we kunnen bijstellen.

  6. 6.Volledig automatisch werken ( P )
    Klinkt als een doodzonde in sommige hun oren. Hier laten we de camera zowel het diafragma (A) als de sluitertijd (S) kiezen. Dit is de gemakkelijkste en snelste manier van werken. We moeten wel weten dat er bij veel licht een klein diafragma en een snelle tijd zal gekozen worden en bij weinig licht een groot (volle opening) en een trage tijd ingesteld zal worden. Hou er dus rekening mee dat dit laatste in sommige gevallen bewegingsonscherpte kan veroorzaken (brandpuntsafstand , tijden van kleiner dan 1/30s).
    Automatisch werken hoeft geen doodzonde te zijn, meestal gaat men bij instellen op A of S toch voort op de gegevens die de camera geeft voor S en A. In de (semi)professionele camera's zijn algoritmes ingebouwd die een goede instelling geven bij verschillende onderwerpen. Zowel landschappen als personen of statische onderwerpen worden herkent en de instellingen worden hieraan ingesteld, zoals bij een landschap een grote dieptescherpte. Ook met de beste instelling voor de bijhorende lens.

  7. 7.Bijstellen of belichtingscompensatie
    Meestal hebben we de mogelijkheid om een ingestelde waarde die de camera gekozen heeft nog te beïnvloeden zonder de ingestelde tijd of diafragma manueel te veranderen. We hebben hiervoor een instelwiel of knop waar we in gehele (of minder) lichtwaarden kunnen ingrijpen. Dit wordt weergegeven met +2 +1 0 -1 -2. Een hele waarde geeft ofwel (keuze volgens toestel) een verandering van diafragmaopening of een verandering van de tijd. Dit is ook bij de instellingen van het toestel te kiezen.
    Zo zullen we (camera op P) bij een sneeuwlandschap kunnen ingrijpen en de compensatie instellen op +1 of +2. Hetzelfde bij een donker onderwerp (donker woud) -1 of -2 instellen. Wat geeft dit, in het eerste geval zal er meer licht op de sensor komen (+1 sneeuwlandschap) en in het tweede minder licht op de sensor komen (-1 donker onderwerp). Als we dit hier niet zouden toepassen zal in de beide gevallen sneeuw en de donkere bomen als (midden)grijs worden weergegeven.
    Niet vergeten de instelling terug op 0 in te stellen.

  8. 8.ISO
    Een andere wijze om de instellingen voor een juiste belichting te bekomen is werken met de gevoeligheid van de sensor te wijzigen. Hier weer met een volle lichtwaarde. ISO 100 naar 200 geeft een halvering van de tijd of een kleinere opening van het diafragma 4 naar 5,6. Bij de moderne camera's kan de gevoeligheid opgedreven worden in verschillende stappen. Bijvoorbeeld 100 - 200 - 400 - 800 - 1600 - 3200 - 6400 ...
    Er is echter een nadeel aan verbonden. Hoe groter de instelling, hoe meer ruis er kan optreden. Het is goed weten tot welke waarde men met zijn camera kan gaan om nog een behoorlijke foto te hebben. Neem hiervoor foto's met stijgende iso-waarde van een verlicht tafereel waar zowel lichte als zeer donkere delen in zijn. Juist belichten en dan de donkere delen op computer bekijken.
    Ook hier is er de mogelijkheid de camera zelf de iso te laten instellen. Men heeft dus verschillende parameters die de camera zelf instelt (A, S en ISO). Welke waarden gekozen worden hangt volledig af van de instelling die de fabrikant van het toestel heeft ingewerkt in de camera.

  9. 9.Belichting
    Ook hier zijn enkele mogelijkheden. Integraal of matrix, meer centrum, spotmeting.
    Bij integraal of matrix zal de camera het beeld in verschillende delen ontleden en dan de beste belichting kiezen volgens de lichte en donkere delen. Bij meer centrum zal bij het bepalen van de belichting meer rekening gehouden worden met het centrum van het beeld. Bij spotmeting zal maar een heel klein gedeelte van het beeld berekend worden. Overige delen van het beeld kunnen hierdoor overbelicht zijn ofwel te donker weergegeven worden. Door spotmeting toe te passen op verschillende delen van het beeld kan men zelf manueel volgens de bekomen metingen een goede keuze voor de belichting instellen.

  10. 10.Scherpstellen
    Ook hier zijn verschillende mogelijkheden, automatisch of manueel. Ook het instelpunt kan in de meeste gevallen gekozen worden (midden of een willekeurig punt). Dit werkt meestal ook samen met de belichting. Een simpele methode is, instelpunt in het midden, scherpstellen met dit punt op het onderwerp door de ontspanknop half in te drukken en dan met half ingedrukte ontspanknop de compositie te kiezen. Het onderwerp hoeft dus niet in het midden van het beeld te staan. Opletten dat ook de belichting beïnvloed kan worden. Dit hangt af van toestel en of instellingen. Bij het gebruik van een zelfgekozen instelpunt heeft men al op voorhand de compensatie en het bijhorende onderwerp in gedachte (persoon met meer ruimte in de kijkrichting).

  11. 11.Kleurballans
    Verschillende instelmogelijkheden ook weer volgens camera: auto, volle zon, schaduw, bewolkt, gloeilamp, tl-licht, flitslicht, kleur zelf instellen of camera kalibreren.
    Auto zal in de meeste gevallen voldoen en een goede kleurweergave geven. De flitsinstelling nemen we bij gebruik van een extra flits installatie ofwel bij flitser van de camera af. Bij de flitser in de camera of merk gebonden flitser op de camera wordt dit automatisch op flits gezet. Alle andere instellingen moeten met zorg gekozen worden( b.v. om een reeks foto's in de zelfde omstandigheden te fotograferen bij die lichtvoorwaarde.
    Bij gemengd licht (tl-licht en gloeilampen en/of buitenlicht) kan (zal) het voorkomen dat er een kleurzweem ontstaat. Hier zal de mogelijkheid gebruikt worden om de kleurtemperatuur te ijken (meestal met een wit blad of voorwerp). Ook in RAW fotograferen kan hier helpen omdat we later de kleurtemperatuur hier kunnen bijregelen.

  12. 12.Foto snel bekijken
    Bij het fotograferen weten we graag of de foto juist is van belichting en compositie. Hiervoor kunnen we de camera instellen zo dat direct na het nemen van de foto deze op het scherm automatisch zichtbaar is voor enkele seconden. Dit is in te stellen op de camera.

  13. 13.Bracketing
    Met de belichtingscompensatie kunnen we de belichting bijstellen. Een andere mogelijkheid, zeker bij grote contrasten is een reeks (meestal 3) foto's te maken met een verschillende instelling van de belichting. Eerste foto normaal, tweede foto meer belicht en de derde foto onderbelicht. Dit kan ingesteld worden welke compensatie gebruikt wordt. Ook welke waarde (A, S, ISO) gebruikt wordt is bij de meeste toestellen vrij te kiezen. Het toestel zal zelf de drie (of meer) foto's snel achter elkaar nemen. Nu kunnen we de beste foto kiezen. Is het contrast zeer groot dan kan met deze drie foto's een HRD bewerking toegepast worden. De computer zal dan de beste donkere delen, de beste lichte delen en middentonen zelf uit de drie foto's halen. Ge kunt dit sturen door instellingen aan te passen, maar opletten want er kan snel een niet realistische foto ontstaan. Ook met de knop voor belichtingscompensatie kunnen we verschillende foto's nemen door telkens over te gaan van 0 naar +1, foto nemen dan naar +2 en terug foto nemen verder -1 en foto nemen en tenslotte -2 en foto nemen. Dit kan dus ook dienen voor een HDR bewerking.Toestel moet wel op statief staan.




  1. 1.Enkele oefeningen
    Formatteren, juiste datum en tijd instellen, instellen van diafragma, sluitertijd en iso.
    Zoek uit welke hoogste iso stand nog een goed beeld geeft zonder te veel ruis.
    Scherpte diepte kunnen gebruiken door een viertal flessen schuin achter elkaar geplaatst (+50cm) zo te fotograferen dat er altijd maar één scherp is van de vier. Alle beelden met dezelfde kadrering dus alle flessen zichtbaar (4 foto's). Bracketing toepassen, belichtingscompensatie gebruiken bij onderwerpen met een zeer lichte achtergrond.












Scherptediepte   (liefst op 50mm)  4 foto’s (klik)                                              Ruis door hoge ISO (klik)


















Bracketing 0 +1 -1












                    juist belicht                                                 overbelicht                                                onderbelicht




Hier is ook goed te zien dat bij gemengd licht er een kleur verschil kan optreden. Volle ondergaande zon en een schaduw gedeelte. In het donkere gedeelte is een blauwzweem aanwezig.



De Nieuwe Kroon

Sint-Bavostraat 69-71

2610 Wilrijk

Albert